Hoe u telpatronen voor haken leest

Een telpatroon voor haken bestaat uit symbolen, 1 symbool = 1 steek - the symboolverklaring legt uit wat voor soort steek het is of hoe hij gehaakt moet worden. Het telpatroon laat alle steken aan de goede kant zien (tenzij anders aangegeven).

Een typisch telpatroon voor haken ziet er als volgt uit:

1: 1. A.1 is de naam van het telpatroon en verwijst naar het volledige telpatroon - in de vierkante haakjes. Alles binnen de vierkante haakjes is 1 herhaling van het telpatroon.
2: 2. Dit is de symboolverklaring, die uitlegt hoe het symbool gehaakt moet worden.
Blauwe pijlen: De steek wordt in of om de steek gehaakt die er gelijk onder zit in het telpatroon. Soms worden er meerdere steken in/om dezelfde steek gehaakt.
Paarse ovalen en pijlen: Niet alle steken worden in/om een steek gehaakt, bijvoorbeeld: soms haakt u een losse waarbij de steek eronder overgeslagen wordt.

Een telpatroon voor haken wordt omgekeerde gelezen t.o.v. hoe u normaal zou lezen: van rechts naar links en van onder naar boven. Met andere woorden: u begint met het symbool rechts onder, en u werkt naar links en naar boven (zie ROOD in het telpatroon hieronder).

Als u verschillende herhalingen van een telpatroon moet haken (dus: als u het verschillende keren op de toer moet haken), dan haakt u tot het eind van de naald en begint u weer opnieuw bij het eerste symbool in de toer.

Heen en weer:

Wanneer u heen en weer haakt, wordt iedere andere toer aan de goede kant gehaakt en iedree ander toer wordt aan de verkeerde kant gehaakt. Als u aan de verkeerde kant haakt, moet u het telpatroon in spiegelbeeld lezen: van links naar rechts (zie rode pijl aan de goede kant, en blauwe pijl aan de verkeerde kant hieronder).

De toer begint meestal met een opgegeven aantal lossen - het aantal komt overeen met de hoogte van de volgende steken, en zijn toegevoegd om er zeker van te zijn dat u aan de bovenkant van de volgende steek begint (zie groene cirkel eronder). Als de lossen in het telpatroon staan (zoals in dit voorbeeld) worden alle steken precies zo gehaakt als ze zich voordoen. Soms staat er bij INFORMATIE VOOR HET HAKEN in het patroon bovenaan bij de instructies, hoeveel lossen u moet haken aan het begin van elke toer, en of deze lossen al dan niet de eerste steken op de toer vervangen (of als aanvulling gehaakt worden). Als de lossen NIET in het telpatroon staan: volg dan de instructies bij INFORMATIE VOOR HET HAKEN.

In de rondte:

Als u in de rondte haakt, worden alle toeren aan de goede kant gehaakt: van rechts naar links (zie rode pijl hieronder). Meestal is in het telpatroon zelf aangegeven hoe de toer begint en eindigt (zie A.2 hieronder - het groene vierkant). Hetzelfde als wanneer u heen en weer haakt, de toer begint met een opgegeven aantal lossen, evenredig aan de hoogte van de volgende steek. Aan het einde van de toer verbindt u het begin en het einde van de toer met een halve vaste in de laatste losse van het bgin van de toer (zie blauw vierkant hieronder). Met andere woorden: de lossen in A.2 = het begin van de toer, terwijl de halve vaste in A.2 = het einde van de toer.

Als u verschillende herhalingen van het telpatroon (A.1) moet haken (dus als het verschillende keren herhaald wordt op de toer) dan haakt u tot de laatste steek, en dan begint u opnieuw met de eerste steek op dezelfde toer in A.1. LET OP: in dit voorbeeld wordt ALLEEN A.1 herhaald, A.2 laat het begin en het einde van de volledig gehaakte toer zien.

Meerdere verschillende telpatronen die achtereenvolgens op de toer worden gehaakt:

Als u meerdere verschillende telpatronen achter elkaar op dezelfde toer haakt, haak dan als volgt: Haak de eerste toer in tepatroon 1, ga verder met de eerste toer in telpatroon 2, dan de eerste toer in telpatroon 3 etc. DENK EROM: als u heen en weer haakt, moeten de telpatronen aan de verkeerde kant in omgekeerde volgorde worden gehaakt - dus: begin met telpatroon 3, dan telpatroon 2 en tot slot telpatroon 1. Ze worden tevens in de omgekeerde richting gehaakt, zoals gebruikelijk.

Ronde telpatronen:

Als u in een cirkel haakt, dus als u in het midden van het werk begint en naar buiten toe haakt, wordt dit meestal weergegeven in een rond telpatroon. Het telpatroon kan of de hele cirkel weergeven - in dat geval wordt elk symbool dat u moet haken precies zo weergegeven als het zich voordoet, of het telpatroon kan een gedeelte (taartpunt) van de cirkel weergeven en wordt dan een aantal keren in de breedte herhaald om een volledige cirkel te maken.

Volledige cirkel:

In een telpatroon met een volledige cirkel begint u met het symbool in het midden van de cirkel: een typische kleine cirkel die het opgegeven aantal lossen representeert, welke met een halve vaste tot een ring wordt gesloten (zie rode cirkel hieronder). Net als met in de rondte haken, begint de toer met een opgegeven aantal lossen (evenredig aan de hoogte van het volgende symbool) en eindigt met een halve vaste in de laatste van deze lossen - dus: evenredig aan A.2 in ons eerdere voorbeeld (zie blauw vierkant) - LET OP: als de lossen wergegeven worden in het telpatroon vervangen ze NIET een van de andere symbolen, en elk symbool wordt precies zo gehaakt als het zich voordoet. als de lossen WEL een aantal steken vervangen, dan staan deze lossen niet in het telpatroon.

U haakt tegen de klok in: van rechts naar links, het ene na het andere symbool (zie rode pijl hieronder). De steken op de eerste toer worden OM de lossenring gehaakt, wat betekent dat u de haaknaald DOOR het midden van de lossenring steekt, de draad ophaalt en terug door de ring haalt (terwijl u verder de steek zoals gebruikelijk haakt) - u haakt de steek niet IN een van de lossen, maar juist OM de lossenring. Aan het einde van de toer, sluit u het begin en het einde met een halve vaste, en begint u met de volgende toer in het telpatroon: De een na dichtst bij het midden (zie groene pijl).

Deel (taartpunt) van de cirkel:

Als het telpatroon slechts een deel van de cirkel laat zien, is dat omdat dit deel steeds een aangegeven aantal keren herhaald wordt op de toer om een volledige cirkel te maken. U begint met het symbool aan de onderkant (zie rode cirkel) en haakt in dezelfde richting zoals bij de VOLLEDIGE CIRKEL, maar A.2 wordt een opgegeven aantal keren herhaald in de rondte. Net als bij het haken in de rondte is er een apart telpatroon die laat zien hoe de toeren beginnen en eindigen (zie A.1, blauw vierkant hieronder). U begint met de toer in het telpatroon die het dichtst bij de ring van lossen aan de onderkant zit, haak de losse(e) in A.1, haak dan de symbolen in A.2 (in de eerste toer is er slechts 1 symbool) en herhaal de symbolen in A.2 het aantal keren zoals aangegeven staat in het patroon.

Aan het eind van de toer sluit u de toer met een halve vaste in A.1. Als de eerste toer klaar is, ga dan verder met de volgende toer: het een na dichtst bij de lossenlus (zie groene pijl hieronder).

Vierkante telpatronen / kleurtelpatronen:

Sommige telpatronen voor haken worden weergegeven in een vierkant telpatroon, waarbij 1 vierkant 1 steek is. Welke steek gehaakt moet worden, wordt uitgelegd bij de instructies voor het patroon, en het telpatroon is vooral bedoeld om aan te geven in welke kleuren de steken gehaakt moeten worden (zie rode cirkel hieronder = symboolverklaring).

U haakt zoals uitgelegd hierboven, afhankelijk van of u HEEN EN WEER, IN DE RONDTE of een CIRKEL haakt.